Verder dan de hemel


Niemand wist waar de bron van de Nijl lag. Maar een Egyptische schrijver dacht dit wel te weten. Zijn verhaal was echter bijzonder merkwaardig. Een bron zonder bodem? Een grenzeloze diepte?

Reis langs de Nijl

Bijna twee en een half duizend jaar geleden reisde de Griekse geschiedschrijver Herodotus door Egypte. Hij beschreef wat hij tegenkwam. Hij ging te raadde bij diverse mensen over wat hij zag en waarvan hij meer wilde weten. Eén van de dingen die hij zich afvroeg toen hij het land aan de Nijl  bezocht, was waar de bron van deze grote rivier lag. Waar kwam al dat water vandaan? De mensen aan wie hij het vroeg wisten het niet. Niemand scheen het te weten. Maar hij hoorde over een Egyptische schrijver die het wel zou weten. Deze schrijver vertelde hem dat de bron van de Nijl vlak bij het eerste cataract lag, bij het rotsachtige deel van de rivier. Daar zou het water uit de diepte opwellen en twee kanten opstromen. Eén stroom zou naar het zuiden gaan en de andere stroom naar het noorden. De bron zou grenzeloos diep zijn.

Volgens de man had farao Psammentiches eens de diepte laten peilen door middel van een duizenden meters lang touw, maar dit had nooit de bodem geraakt. Herodotus hoorde het verhaal aan, noteerde het en dacht er het zijne van. Naar eigen zeggen kon hij de man niet helemaal serieus nemen.[i] 

Deze anekdote maakt duidelijk dat er verwarring ontstond tussen een symbolisch verhaal en een concrete vraag. Herodotus vroeg naar de letterlijke bron van de Nijl. Hij kreeg een verhaal over de mythische bron van de Nijl. We weten inmiddels dat de echte Nijl ontspringt in de hoogvlakten van Midden-Afrika. Maar hoe zit dat met de mythische bron? En vooral, wat is zijn betekenis?


[i] Herodotus 28

Oorsprong

Het verhaal van de Egyptische schrijver is afgeleid van oude Egyptische mythen.Deze  mythen zijn al even raadselachtig als het verhaal van de schrijver. Volgens een van de mythen zou onder de rotsen van het eerste cataract, op de plaats waar de Nijl het land binnenstroomt, zich een eigenaardig wezen ophouden, Hapi genaamd. Hij zou uit twee kruiken Nijlwater gieten waardoor de rivier zou gaan stromen.

Volgens een andere mythe ontvangt de Nijl zijn water uit Noen, een mysterieus iets waarover je niets kan zeggen behalve dat het grenzeloos is en altijd bestaat. Wat is dit geheimzinnige grenzeloze? En wie is de zonderlinge figuur Hapi?

Oerwater

De priesters die de mythen bedachten hadden een filosofisch beeld over waar alle leven vandaan komt. Alle wezens komen volgens hen voort uit een grenzeloos levensbeginsel. Dit was niet ‘het Niets’, maar het was leven of bewustzijn, nog zonder vorm. De Egyptenaren noemden dit Noen. Noen was er al voordat iets vorm had gekregen. Het bestond altijd al en blijft altijd bestaan.

Noen wordt vaak vergeleken met water, maar het is geen echt water. Oerwater werd het genoemd, of ook wel aangeduid met diepte of omschreven als ruimte. Noen omringde de aarde en spreidde zich uit voorbij de grenzen van het universum, als een oceaan zonder kusten, zonder bodem, grenzeloos diep tot in het oneindige.

Afb. 2 Hapi giet Nijlwater uit zijn kruiken. Boven hem zijn de rotsen van het eerste cataract zichtbaar. Rondom Hapi cirkelt een eeuwige slang. Reliëf op poort Hadrianus, Philae, Egypte. (foto O.K., collectie C.Z.)

Egyptische priesters zochten naar een beeld om dit idee uit te kunnen leggen. Dit zagen zij in de Nijloverstroming. Duizenden jaren lang zorgde de Nijl voor grote overstromingen. Sinds de Aswandam is gebouwd overstroomt de Nijl niet meer, maar voor die tijd kwam land elk jaar in juli onder water te staan. Egyptische priesters vonden de Nijloverstroming een heel geschikt symbool. Er was dan alleen maar water, niets anders. Het leek daardoor precies op het idee van Noen.

Grondwater

Noen omvat niet alleen de aarde, maar doordringt het ook. Dit wisten de Egyptenaren heel vindingrijk te symboliseren door het grondwater dat zij ook Noen noemden. Zo gaf dit het idee weer dat alle wezens niet alleen voortkomen uit Noen, maar er ook mee doordrongen zijn.

Er is, volgens de oude Egyptenaren, niets dat niet leeft. Er bestaat geen dode stof. Ook de aarde, de sterren, de bergen (dat wil zeggen de mineralen of atomen) zijn vormen van leven. En al dit leven, inclusief planten, dieren en mensen, komt voort uit Noen.

Er is nog een reden waarom de Nijloverstroming een geschikt symbool is voor Noen. De  overstroming bracht namelijk met water en voedende slib vruchtbaarheid in het land. Zodra het water was weggezakt begon het leven.

De eerste stukjes land kwamen boven water, de vegetatie begon te groeien, vogels en andere dieren verschenen. De Nijloverstroming was de bron van alle leven. Daarom leek het op Noen. Ook Noen is de bron van alle leven.

Afb. 3 Een indruk van de Nijloverstroming. Sommige stukjes land zijn nog net niet ondergelopen. (foto C.Z.)
Afb. 4 De acht oergoden. Lijntekening naar een reliëf op de tempel van Dendera.

Oergoden

Noen wordt meestal omschreven in termen als ‘grenzeloosheid’, ‘duisternis’, ‘het verborgene’ en ‘oerwater’. De Egyptenaren hielden van personificatie. Zij hielden ervan om abstracte begrippen uit te beelden in de vorm van menselijke, of half menselijke- half dierlijke gedaanten. Zo gaven zij ook deze begrippen weer door ze uit te beelden in menselijke gedaanten met dierenhoofden. Omdat in Noen energie (mannelijk) en materie (vrouwelijk) nog een geheel zijn, kregen deze begrippen een mannelijke en vrouwelijke benaming.

Heh, ‘oneindigheid’ of ‘grenzeloosheid’, kreeg zijn vrouwelijke tegenhanger in Hehet. Amon, ‘het verborgene’, kreeg Amonet als vrouwelijke kant, Kek, ‘duisternis’ kreeg Keket en Noen, ‘oerwater’ had Noenet.

Deze omschrijvingen van Noen, deze begrippen, werden de acht oergoden genoemd. In afbeelding 4 zijn deze ‘oergoden’ weergegeven. De vier mannelijke begrippen hebben het hoofd van een kikker, de vier vrouwelijke het hoofd van een slang.

Mehet Weret

Een ander symbool voor Noen is de hemelkoe Mehet Weret. In afb 5 ligt zij op een rechthoek gevuld met water. Het is het symbool voor ‘bron’, of ‘meer’ of  ‘zee’ en verwijst naar het Oerwater. Ook de koe zelf verbeeldt het oerwater. Haar naam Mehet Weret zegt het al. Mehet Weret  betekent ‘grote overstroming’.

Afb. 5 Mehet Weret, detail schildering op de houten sarcofaag van Sennedjem. Egyptisch museum Cairo. (foto Corina Zuiderduin)

Hapi

Maar wie is nu dat eigenaardige wezen dat zich bij de bron van de Nijl zou ophouden? Dat wezen met de naam Hapi is ook een verbeelding van de Nijloverstroming of beter gezegd van zijn diepere achtergrond: Noen. Ook Hapi wordt zowel mannelijk als vrouwelijk uitgebeeld. Hij heeft een baard en borsten; in het grenzeloze Al zijn energie en materie nog een geheel. Niets is nog gescheiden. Het is een toestand waar ‘nog geen twee dingen zijn’. De naam Hapi geeft eveneens duidelijkheid. Hapi komt van het woord dat ‘verschijnen’, ‘worden’ of ‘leven geven’ betekent. Hiermee wordt het verhaal dat Herodotus hoorde begrijpelijk. De onpeilbare bron van de Nijl heeft betrekking op de grenzeloze diepte van Noen. In de afbeeldingen 2 en 6 is Hapi weergegeven met zijn twee kruiken Nijlwater.

Amonhymne

Eén van de mooiste omschrijvingen van Noen is misschien wel de Amonhymne. Waarschijnlijk is de papyrus afkomstig uit de verloren gegane Egyptische tempelbibliotheken. Tegenwoordig wordt hij bewaard in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. In deze tekst wordt Amon gelijkgesteld met Noen:

Afb. 6 Hapi met twee kruiken Nijlwater. Hij draagt waterplanten op zijn hoofd. Brons. Kunsthistorisch museum Wenen. (foto C.Z.)
Afb. 5 De Amonhymne. Rijksmuseum van Oudheden. Leiden. (foto RMO)

’Hij (Amon) is verder dan de hemel,

Hij is dieper dan de Doeat (onderwereld)

Geen god kent zijn ware gedaante.

Zijn beeld wordt niet uiteengezet in geschriften.

Hij is niet te omschrijven.

Hij is te verborgen om zijn indrukwekkendheid te onthullen.

Hij is te groot om na te vorsen, te machtig om te kennen.

Men zou onmiddellijk van schrik doodvallen wanneer iemand, bewust of onbewust, zijn verborgen naam uitspreekt.

Geen god kan hem bij zijn naam noemen.

Ba (ziel) die zijn naam verbergt omdat hij geheim is.’[i]

De tekst maakt duidelijk dat dit verborgen levensbeginsel niet omschreven en niet verbeeld kan worden. Er is geen goed woord voor om het te omschrijven. Je kunt er geen naam aan geven. Je kunt het niet ‘bij zijn naam noemen’. Geen enkel wezen kent dit grenzeloze Al. Zelfs wezens die verder ontwikkeld zijn dan mensen (goden), kennen het niet. De uitdrukking ‘van schrik doodvallen’ zouden wij misschien nu omschrijven als ‘ergens steil van achterover slaan’. De uitdrukking geeft ook aan dat je dit Al nooit helemaal zal kunnen kennen. Dat kan ook niet, want als je het zou kennen dan ben je niet meer een afzonderlijk wezen, maar ben je alles.


[i] Amonhymne Papyrus Leiden hs 200

Voordat de aarde bestond

Als Noen er altijd al was en alle wezens uit Noen voortkomen, dan moeten alle wezens er in essentie ook altijd al zijn geweest. De Egyptenaar zegt dan ook dat hij er was ‘voordat de hemel bestond, voordat de aarde bestond, voordat de mensen bestonden, voordat de goden waren geboren, voordat de dood bestond.’[i] Hij was er al ‘voordat dat wat vaste vorm moet krijgen bestond.’[ii]

Alle wezens waren er als bewustzijnscentra altijd al, volgens de Egyptenaren. Zij hebben in eerste instantie nog geen vorm, maar sluimeren in Noen tot de tijd aanbreekt dat zij ontwaken en actief worden. Zij worden geboren, doen ervaringen op in de wereld waardoor ze zich kunnen ontwikkelen. Na verloop van tijd, bij de dood, worden ze weer opgenomen in Noen om uit te rusten en alles te verwerken. Na enige tijd ontwaken zij weer. Ze worden opnieuw geboren om verder te gaan met hun ontwikkeling. Precies hetzelfde gebeurt tijdens de slaap. Ook dan ga je volgens de Egyptenaren naar Noen. Eén van de bedden van Toetanchamon heeft de vorm van Mehet Weret (afb. 1). Elke nacht voert Mehet Weret je op haar rug mee naar Noen, volgens een mythe. Of zoals een andere mythe vertelt, neemt ze je mee op haar hoorns, wanneer je een zon bent geworden. De volgende ochtend tilt zij de zon op uit Noen. Je ontwaakt weer en het leven gaat verder. Dit bed stond in het graf van Toetanchamon, zodat Mehet Weret hem na zijn dood met zich mee kon nemen. De zon of zonnegod, is in het oude Egypte een symbool voor de innerlijke god, je diepste kern. Toetanchamon laat zijn lichaam achter, maar hijzelf, zijn innerlijke kern, wordt opgenomen in een hogere sfeer.


[i] Piramidetekst 571

[ii] Piramidetekst 486

Afb. 8 Amon, de verborgene, is hier gepersonifieerd weergegeven. Hij draagt de zon en twee veren op zijn hoofd, symbool voorde innerlijke kern die zich in de grenzeloze ruimte bevindt. Brons, Egyptisch museum München. ( foto C/Z/)
Afb. 9 Plengemmer in de vorm van een waterdruppel. Op de emmer vaart de zonneboot op de wateren van Noen. Onderaan een waterlelie. Rijksmuseum van Oudheden, Leiden. (foto C.Z.)

Waterdruppel

Elk wezen is anders. Elk wezen is uniek en drukt een beperkt deel uit van het Al. En toch is de kern van elk wezen bodemloos diep, eeuwig, grenzeloos. Daarom liggen er onbegrensde ontwikkelingsmogelijkheden in hem besloten en elk leven ontwikkelt hij zichzelf meer.

Egyptische teksten geven de indruk dat de mens ooit onbewust is voortgekomen uit Noen, als een beginnend mens, zoals een kind. Hij ‘was gemaakt door Noen aan zijn linkerhand toen hij een kind was dat (nog) geen wijsheid had,’ [i] zegt een piramidetekst. Hij kan weer terugkeren naar het hogere niveau waaruit hij ooit vertrok, als een volledig bewust mens. Hij kan wijsheid ontwikkelen en een goddelijk mens worden, een Osiris. Wennefer is de titel die vaak aan Osiris wordt gegeven. Wen betekent ‘zijn’ en nefer, ‘mooi’, ‘goed’, ‘perfect’. Wennefer wordt vaak vertaald als ‘degene die altijd goed is.’ Hij is dan een volmaakt mens geworden en heeft alles geleerd wat hij als mens kan leren. Hij heeft een eindpunt bereikt. Dit eindpunt is relatief, want na een rustperiode gaat het leven weer verder. Hij kan weer nieuwe werelden ontdekken en zich nog verder ontplooien. Elk wezen kan zich altijd verder ontwikkelen. Steeds een trapje hoger. Noen is grenzeloos.

Ik ben Noen

Alle wezens leren van elkaar. Alle wezens hebben elkaar daarbij nodig. Ze groeien gezamenlijk. En alle wezens keren terug naar Noen, naar de oceaan van Zijn, waarvan ze eigenlijk nooit los waren. Altijd waren zij er onderdeel van. Elk wezen is een druppel Oerwater. ‘Ik ben Noen,’ zegt de Egyptenaar.[ii] De plengemmer in afbeelding 9 heeft de vorm van een waterdruppel. De emmer werd gebruikt in tempels en kan gevuld worden met water, als symbool voor hetzelfde leven dat door alle wezens stroomt. Wie ziet dat er een eenheid ten grondslag ligt aan alles dat bestaat, ziet zichzelf in elk wezen.


[i] Piramidetekst 607

[ii] Dodenboek 85

Dit artikel verscheen in Bresmagazine 344, Grenzeloos, februari 2024

Copyright Corina Zuiderduin